Lees het erfgoeddag-essay van Gerard Rooijakkers: Verleden en toekomst zijn ons vreemd
20 oktober 2022De toekomst is ongewis. Eigenlijk geldt dat ook voor het verleden, zo betoogt cultuurhistoricus Gerard Rooijakkers in zijn essay voor de Zuid-Hollandse Erfgoeddag 2022. Wat betekent dit voor het behoud van erfgoed?
In de museumboerderij komt het oude platteland tijdelijk tot leven. Een andere wereld waar kinderen water kunnen pompen en even in de bedstee mogen kruipen. Ouders verbazen zich met dichtgeknepen neuzen over het samenleven van mens en dier onder één dak. Ot en Sien. Grootouders herinneren zich de kolenkachel en de aardappelkelder. Zo heeft elke generatie zijn eigen ervaringshorizon en elke streek zijn eigen museumboerderij.
De provincie Zuid-Holland is goed voorzien van museumboerderijen in onder andere de Hoeksche Waard, de Krimpenerwaard en Alblasserwaard. Kennelijk vinden Nederlandse gemeenschappen het de moeite waard om dat verleden te behouden en door te geven. De zelfvoorzienende kleinschaligheid van het oude landbouwbedrijf wordt hier gevierd. Een mythe overigens, want ook in het verleden waren boeren sterk afhankelijk van internationale markten.
Het over te dragen goed van het erf
Met zoveel museumboerderijen valt het eigenlijk niet eens op dat we in Nederland, vreemd genoeg, niet beschikken over een nationaal landbouwmuseum waar het hele verhaal van agrarisch Nederland wordt verteld. Opvallend ook dat, bij al het kapitaal van de agro-industriële sector, belangrijke spelers hierin kennelijk geen geld willen steken.
Ze sponsoren hier en daar wel een kleinschalige museumboerderij, maar het maatschappelijk super-relevante verhaal van schaalvergroting, ruilverkaveling en technologie met trekkers als statussymbool van een groepscultuur, daar wordt zonder reflectie met een grote boog omheen gelopen. De voormalige Landbouwhogeschool Wageningen beschikte over een topcollectie historische landbouwwerktuigen, thans verweesd en aan het oog onttrokken. Vooralsnog niet voldoende ‘hip and happening’ aan de moderne WUR (Wageningen University & Research).
Ik voorspel – die toekomst kunnen we overzien – dat dit snel zal veranderen. Ook onderdelen van de ‘industriële landbouw’ gaan de komende jaren immers in hoog tempo musealiseren. Hoe sympathiek ook, pijnlijk duidelijk zal worden hoezeer die museumboerderijen fungeren als veilig erfgoed dat precies ver genoeg terug in de tijd ligt om een safe story te zijn waar de angel is uitgehaald. Het gebrek aan kritische reflectie op dat verleden gaat gepaard met het ontbreken van een gedeelde visie op de toekomst. Die combinatie van onbeholpenheid met betrekking tot verleden en toekomst is niet toevallig.
Een toekomst die voor veel boerenfamilies traumatisch lijkt te worden, waarbij het doorgeven van het land van de ene op de andere generatie doorbroken lijkt te worden. Want voor boeren is erfgoed letterlijk het over te dragen goed van het erf. Jij wilt niet de zwakste schakel in die keten zijn. De, vooralsnog onderbelichte, culturele factor is in het huidige transitie-conflict net zo belangrijk als de economie.
De vraag zal worden wat voor individuele boerenfamilies belangrijker is: winstmaximalisatie door het bedrijf ergens anders verder te intensiveren of de gehechtheid aan het land dat volstaat voor een gezinsbedrijf. Ik verwacht dat die voorvaderlijke emotionele gehechtheid, net zoals de liefde voor de biodiversiteit, nogal zal tegenvallen bij de huidige generatie jonge boeren. Die gaan kiezen voor een onzekere toekomst elders zonder verleden, laat staan dat van de museumboerderij.
Het gebrek aan kritische reflectie op het verleden gaat gepaard met het ontbreken van een gedeelde visie op de toekomst.
De museale vreemdheidsparadox
De afstand tussen de realiteit van het huidige boerenbestaan en de werkelijkheid van de museumboerderij is enorm groot. Je zou zeggen dat die categorie musea daardoor bij het publiek gediskwalificeerd wordt, maar dat is juist niet het geval. Er is een kritische grens in de mate van vreemdheidservaring bij bezoekers, die voor musea en andere erfgoedinstellingen van cruciaal belang is. Bij cultuurhistorische musea veronderstelt de bezoeker een verschil tussen de werkelijkheid binnen en buiten de instelling, want als die een-op-een hetzelfde zou zijn, ervaart men geen verleden. Dat is opmerkelijk, want in het landschap buiten het museum stikt het van de gelaagde historische elementen die synchroon zijn ingevoegd in het heden. De Duitsers noemen dat treffend ‘die Gleichzeitigkeit des Ungleichzeitigen’.
Wie bij Jan Anderson in Vlaardingen, om maar een voorbeeld te noemen, het museale winkelstraatje binnenloopt komt in een andere wereld terecht die ‘buiten’ niet meer bestaat. Met veel voorwerpen uit de twintigste eeuw is het voor bezoekers van verschillende generaties een herinneringsmachine met een aangename mix van vreemde en vertrouwde (‘dat hadden wij thuis ook!’) voorwerpen. Ervaringen en herinneringen worden tijdens het bezoek van de ene op de andere generatie doorgegeven en daarmee voor de nabije toekomst geborgd.
Wanneer de vreemdheidservaring toeneemt, vermindert echter de reminiscentie-werking. Hiermee bedoel ik dat zonder herkenning het biografische geheugen van een generatie niet geprikkeld wordt. Dit betekent dat naarmate de tijd verstrijkt, de presentaties in een museum zullen moeten opschuiven, waarbij ook het derde kwart van de twintigste eeuw aan bod komt. Het wachten is dan ook op de eerste bio-industriestal als museumboerderij nieuwe-stijl. Twintig jaar geleden heb ik dat al eens gesteld in een boek over de musealisering van het platteland, maar inmiddels is het maar de vraag of we die intensieve veehouderij ooit willen beschouwen als erfgoed: immers geen veilig verleden waar we als samenleving trots op kunnen zijn. Dit is vergelijkbaar met de onderwaardering van het Brutalisme in de architectuur van de jaren 1960, waar Anita Blom op wijst, die thans volop gesloopt wordt.
Voor musea met objecten zonder biografische herinneringswaarde is het lastig om het grote publiek, dat het verleden als een consumptiegoed ervaart, te bekoren. Oudheidkundige musea, zoals het Archeon in Alphen aan de Rijn, proberen dit te ondervangen door andere belevingselementen toe te voegen zoals experimentele archeologie en living history. Wetenschapsjournalisten zoals Jona Lendering hebben hier een grote communicatieve uitdaging. Dat is wat ik noem de museale vreemdheidsparadox: te weinig vreemdheid is een probleem, maar te veel vreemdheid is ook problematisch voor de erfgoedervaring van eigenheid. Die paradox moet je als museum niet willen oplossen. Je moet ermee durven spelen, en die vreemdheid juist laten ervaren als een kwaliteit van het verleden.
Erfgoed is toe-eigening van het vreemde
De toekomst is ongewis, een vreemd en onbetreden domein. Zelfs het verloop van de nabije toekomst lijkt de samenleving te overvallen. Het verleden daarentegen menen we te beheersen, en schijnt ons vertrouwd. Zozeer dat we dat verleden klakkeloos erfgoed zijn gaan noemen, waarbij we onszelf generatie op generatie beschouwen als vanzelfsprekende erfgenamen van verre voorouders die we doorgaans niet of nauwelijks kennen. Hun culturele categorieën (mooi-lelijk, vies-lekker enz.) wijken sterk af en in spreektaal zouden we ze niet eens kunnen verstaan. Let wel, dat geldt mutatis mutandis ook voor onze nazaten in de toekomst! Een van de onderschatte kwaliteiten van het verleden is juist dat het ons ten diepste vreemd is. En juist die essentiële vreemdheidservaring neutraliseren we door het verleden te reduceren als veilig en vertrouwd erfgoed dat ‘van ons’ is. Let bij erfgoed altijd op gidswoorden als ‘ons’ en ‘nog’.
Die veiligheid van safe stories uit het verleden wankelt de laatste tijd, met discussies over de zwarte pagina’s van ons Westerse verleden met slavernij en kolonialisme of de heksenvervolgingen – zaken waarvoor regeringen vroeg of laat excuses aanbieden. Onaangename erfenissen zijn immers ook erfgoed. Maar de cultus van eigen en vertrouwd wordt binnen (en vooral buiten) de erfgoedwereld nog volop beleden. Zie bijvoorbeeld de halsstarrige politieke roep om een Nationaal Historisch Museum. Een vreemd verleden eigenen we ons met gemak toe, of dit nu hunebedden of het recent ‘ontdekte’ Doggerland in de huidige Noordzee betreft. Erfgoed impliceert altijd toe-eigening. Daarom vinden we een zwart verleden zo lastig.
Die vreemdheid heeft de geschiedenis met de toekomst gemeen. Beide zijn terra incognita, een grotendeels onbekend terrein – historici en futurologen ten spijt. Zoals we het verleden in de erfgoedvorming als ‘eigen’ reduceren, zo willen we ook de toekomst toe-eigenen door hier en nu te bepalen wat ‘ons’ erfgoed zal zijn.
De veiligheid van safe stories uit het verleden wankelt de laatste tijd.
Dragen en overdragen
Als het gaat over de waarde en betekenis van erfgoed voor de toekomst, spreken we steevast heel instrumenteel over doorgeven. Maar wil je cultuurelementen werkelijk voor de toekomst behouden, zul je in cultuurbeleid niet zozeer moeten uitgaan van instellingen, maar van dragende gemeenschappen. Dat zijn groepen mensen die dragers zijn van rituelen en tradities, van kennis en kunde. Zij geven betekenissen aan de objecten, het landschap en het erfgoed en houden die daardoor in stand. Ze doen dat per definitie op eigen initiatief. Voor Zuid-Holland is onlangs berekend dat de gekapitaliseerde waarde van het vrijwilligerswerk minimaal 124 miljoen euro per jaar bedraagt, en dan praten we alleen nog maar over de erfgoedsector.
Dragende gemeenschappen dienen we evenwel veel breder op te vatten dan alleen de erfgoedsector met vrijwilligers. De strategie om een instelling (museum, stichting, vereniging) op te richten ter behoud is op langere termijn kansloos zonder dragende gemeenschap. De neiging is echter steeds om instellingen verder te versterken. Je kunt beter investeren in die dragende gemeenschappen door ze met zeggenschap serieus te nemen, ze vitaal en veerkrachtig te maken en adaptief toe te rusten op een onzekere, vreemde toekomst. Immers: wie zich niet kan aanpassen is in de evolutie tot uitsterven gedoemd.
Daarbij gaat het niet om paternalistisch doorgeven, maar om dragen en overdragen. Ik stel dan ook voor om voortaan te spreken van ‘met zeggenschap deelhebben’ in plaats van vrijblijvend deelnemen als het gaat om participatie, en over ‘dragen en overdragen’ als het gaat over toekomstig behoud door ontwikkeling. Dit is helemaal in de geest van het Verdrag van Faro, dat de Raad van Europa in 2005 in Portugal heeft vastgesteld. De Nederlandse overheid is, zoveel jaar na dato, eindelijk voornemens om dat verdrag te ratificeren en er ook in de culturele praktijk invulling aan te geven. Dat werd tijd met het oog op de toekomst.
Erfgoed van de toekomst
Laten we – naast de voorgestelde erkenning van de vreemdheidsparadox – de herinneringscultus met een reminiscentie-industrie in de huidige nationalistische identiteitspolitiek ondervangen met een herwaardering van het vergeten als culturele strategie. Want zaken die vergeten worden, blijven uiteindelijk voor de toekomst het beste bewaard. Het probleem is echter dat mensen in de praktijk wel ordelijk kunnen bewaren maar niet ordelijk kunnen vergeten. Deze inzichten vormen het uitgangspunt van het Vlaardingse Doornroosje-project. Hierbij worden de collecties van Jan Anderson voor één of meerdere generaties in slaap gebracht aangezien generaties na ons veel beter in staat zullen zijn om te bepalen wat waardevol is. We hebben immers de onhebbelijke neiging om ons niet alleen het verleden, maar ook de toekomst toe te eigenen.
Collecties zonder selectie vooraf in een museale vergetelput stoppen gaat geheel in tegen de huidige trend om te ontzamelen en af te stoten. Wij bepalen daarmee, al dan niet bewust, niet alleen in het heden maar ook voor de toekomst hoe ‘ons’ verleden eruit moet zien. In Vlaardingen gaan we dan ook niet restrictief doorgeven maar zonder condities overdragen. Anders dan onze archeologische voorouders, geven we daarbij wel een ‘bijsluiter’ mee met immateriële contextinformatie. Op deze manier gaan we in Zuid-Holland het vertoog rond het bewaren en doorgeven van erfgoed verrijken met nieuwe inzichten en praktijken.
Bij mensenwerk is nooit iets gratuite of vanzelfsprekend. Al lijkt het in de hectiek van alledag vaak niet zo, de tijd is onze grootste vriend. Het heeft geen zin om die als persoon of samenleving te ontkennen en je ertegen te verzetten. Je moet de tijd inzetten als een kracht die voor je werkt. Een kwaliteit van de toekomst, als de tegenwoordige tijd van het verlangen, is daarbij dat deze hoe dan ook vreemd zal zijn.
Ontvang nieuwsbrieven in je mailbox
Wil je op de hoogte gehouden worden van wat er speelt in het Zuid-Hollandse erfgoed? Abonneer je dan op een van onze nieuwsbrieven!